Pagina's

zondag 24 januari 2016

Het curriculaire spinnenweb evaluatie

Deze week heb ik alle studenten van de opleiding automotive engineering gevraagd een enquête in te vullen. Opvallen in dat er van de N=70 maximaal mogelijk was en N=55 meet resultaten waren. Opvallend hierbij was de hoge waardering die de studenten gaven. De studenten uitslag geeft weliswaar een gemiddelde van de meting, maar er waren weinig lage scores op de pijlers van Van de Akker (2003). Bijzonder is dat de gemiddelde resultaten niet onder de 7 komen. Ook is opvallend dat de studenten erkennen dat er veel in groepen wordt gewerkt. Dit komt overeen met de manier van lesgeven die wij hanteren.


Bij de afname van de docenten enquête waren er N=5 mogelijk en kwamen uiteindelijk 4 metingen terug. Over het algemeen geven de docenten een hogere score, met uitzondering voor "waarmee leren zij" en 'groepsvorming". Dit komt omdat docenten zich met name richten op hun eigen lesgebied en er weinig tot geen integrale lesvorm is. Een les waarbij bijvoorbeeld twee docenten lesgeven of lessen overdragen aan elkaar. Daarbij is er geen zicht op waar en wanneer er samengewerkt wordt.



Bij de managers was maximaal N=2 mogelijk. Helaas is er maar 1 reactie teruggekomen. Hierin is opvallen dat er twee keer een maximale waarde van tien punten is gegeven aan "tijd" en "bronnen en materialen". De tijd heeft (nog niet bevestigd) dat er bijna geen lesuitval is en de opleiding voldoet aan de uren volgens "focus op vakmanschap".


De uitslag voor bronnen en materialen laat moeilijk verklaren zeker omdat er een groot budget is gebruikt voor de aanschaf van nieuw lesmateriaal en trainingen van medewerkers. De lage score voor leerdoelen heeft geleidt in de vraag aan een aantal medewerkers om zicht te bekwamen in het schrijven van goede curricula.

In het overzicht van waarbij alle waardes in een tabel getoond worden, inclusief de gemiddelde waardes van alle metingen zijn een aantal zaken opvallend. De student zit met een wat hogere score aan de kant waar hij direct mee heeft te maken, zoals toetsing en leerdoelen, terwijl de docent dat zit aan de kant van de materiaal en rollenkant van de opleiding. De waardes van de manager toont daarbij afwijkende waardes die meer gerelateerd zijn aan aan schooltechnische randvoorwaarde.

De gemiddelde waardes tonen aan dat zowel student en docent veelal hetzelfde denken over de opleiding en er maar op sommige punten kleine inzicht verschillen zijn.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten